Vorige week woensdag mocht ik op mijn oude school terecht voor een paar observatielessen. Op basis van de theorie had ik een observatieformulier gemaakt. Het doel van deze observatie was om de basis houding van een docent in de gaten te houden en wat voor invloed dat heeft op de leerlingen.
Een docent moet over zeven basiscompetenties beschikken: interpersoonlijke competent, pedagogische competent, vakinhoudelijk en vakdidactisch competent, organisatorisch competent, competent in samenwerking met collega’s, competent in samenwerking met de omgeving en competent in reflectie en ontwikkeling.
Mijn focus tijdens deze observatielessen lag op de eerste vier competenties. Momenteel is het voor mij erg zoeken in dit beroep en om deze reden had ik hele simpele vragen geformuleerd en uitgewerkt in een observatieformulier. Ik was nieuwsgierig naar onder andere hoe de docent omgaat met de leerlingen, op welke wijze de docent betrokken is naar de leerlingen, is de docent in staat om de leerlingen op een effectieve wijze zelfstandig aan het werk te zetten, op welke wijze creëert de docent een veilige werkomgeving en de verschillende werkvormen.
De observatielessen begonnen vroeg, al om half 9. Eigenlijk de standaard tijd. Het was voor mij even aanpoten om er daadwerkelijk om half 9 te zijn. De scholieren weten het niet beter, maar als student raakt je uit je ritme. Doordat je als student meer de vrijheid hebt om wel of niet lessen bij te wonen. Daarnaast zijn de tijden van de college’s heel anders. Scholieren krijgen deze vrijheid nog niet.
In de ochtend ging ik een vwo derde klas observeren. De eerste les begon met Engels, literatuur lezen. Ik kreeg een warm welkom van mijn oude docent. Introductie als een oud-leerling voelde een beetje raar, maar wel heel fijn dat ik daar nog steeds welkom ben. De docent begon de les goed met interactie en ze was consequent. Zij maakte goed oogcontact en handelde professioneel. De les begon met een mededeling van toetsen en eventuele herkansingsmogelijkheden. Iedere leerling had de aandacht voor de docent. Daarna vroeg de docent waar zij gebleven waren in het boek. Het meten van de voorkennis. Het ging met humor, zij benaderde elk antwoord positief. Daarna kregen de leerlingen de tijd om in tweetallen het verhaal te bespreken. Er was sprake van veel interactie. Het boek werd gezamenlijk gelezen, kort samengevat en willekeurig kregen leerlingen de beurt om steeds kort samen te vatten wat zij hadden gelezen. Ik vond dat de leerlingen goed de aandacht voor de leraar hadden en daadwerkelijk serieus bezig waren.
Het tweede uur stond Nederlands op het programma. De leerlingen waren hier een stuk drukker. Tijdens deze les gedroegen de leerlingen zich heel anders ten opzichte van de les Engels. De start was erg goed. De docent stond bij de deur en zei elke leerling enthousiast gedag. Hij begon de les met een krant en stelde een paar vragen. Deze vragen vertaalde hij goed naar het boek, namelijk de theorie. De leerlingen hadden zijn aandacht. Toen ging het mis. Ik zag ook gelijk waar het misging. De leerlingen moesten zelf het huiswerk nakijken. Deze werkvorm zorgde voor een drukte in de klas. Veel leerlingen gingen kletsen en een paar gingen op hun telefoon kijken. Vervolgens gaf de docent veel werk op, waar de leerlingen zelfstandig aan de slag moesten. Het werk dat niet af was, zouden ze als huiswerk op krijgen. De docent wilde hiermee de leerlingen motiveren om in de klas alvast het werk te doen. Aangezien het veel was. Het werkte averechts, want er kwam juist ophef. De leerlingen deden nu helemaal niks meer. Bij nader inzien gaf de docent een mededeling dat ze maar een paar opgaven hoefden te maken. Opgelucht vertrokken de leerlingen naar de kantine voor een uurtje pauze.
Het vierde uur had deze klas economie. Het leukste vak, namelijk het vak dat ik wil geven. Het was mijn oude docent, dus ik wist wel een beetje hoe hij les zou geven. Het was nu juist interessant om echt als aankomend docent te kijken in plaats van als een leerling. Ook hier waren de leerlingen druk. De drukte die tijdens de les Nederlands was ontstaan, namen ze mee naar deze les. De docent was goed in staat om een veilige en rustige omgeving te creëren. Het bleef echter best rumoerig, maar de leerlingen deden goed hun werk. We begonnen met mededelingen over cijfers vervolgens werd de stof uitgelegd en mochten de leerlingen aan het werk. Voor je het wist was het uurtje al weer voorbij. Op zich hadden zij erg goed gewerkt en goede cijfers gescoord. Het vijfde uur liep ik met een vierde klas mee. Opvallend was dat deze docent steeds zijn hand gebruikte om de klas stil te krijgen. Het werkte super goed.
De laatste twee lessen was een geschiedenisles aan een drie havo klas. Je merkte gelijk dat het een andere soort klas was ten opzichte van het vwo. Langzaam en rumoerig kwamen zij binnen. Zoals elke keer ging ik achterin zitten, zodat ik het overzicht had op de hele klas. Leerlingen hebben niet het lef om naast een vreemde te zitten. Toch was één meisje naast mij komen zitten. ‘Ben je de nieuwe stagiaire of docent’ vroeg dat meisje. Ik kom gezellig naast je zitten zei ze heel enthousiast. Ik moest lachen en vond het wel leuk. Ik zei tegen haar je bent de eerste die het lef heeft om naast mij te zitten vandaag.
De docent bij de geschiedenisles heeft mij vroeger ook les gegeven. Ik vond zijn lessen altijd erg inspirerend en leuk. Hij verwelkomde me warm en hartelijk tijdens de les. Aan het begin van de les hadden de leerlingen nog geen aandacht voor de docent maar dit veranderde snel. En alle ogen waren gericht op hem.
Er werd structuur gebracht in de les doordat het programma op het bord werd geschreven. Om de leerlingen rustig te krijgen was hij consequent en streng. De leerlingen moesten zelf het werk nakijken. Hij maakte duidelijk oogcontact en liet door zijn oogcontact blijken dat hij de leerlingen in de gaten hield. Daarna ging de les door met het bespreken van de stof. De leerlingen waren nieuwsgierig en durfde voor de groep te spreken. De les was interactief met veel inbreng van de leerlingen. De leraar was in staat om de leerlingen volledig bij de stof te betrekken. Sommige momenten was ik ook mijn aandacht kwijt doordat ik naar de stof luisterde in plaats van het volgen van mijn observatieformulier. Waar een blokuur is ingeroosterd, betekent vijf minuten pauze. Ook hier was dat het geval. Ik twijfelde om even een slokje water te drinken, maar ik vond het wel interessant om te kijken hoe de leerlingen hun pauze vervulde. De ene leerling nam aantekeningen over en andere leerlingen gingen één voor één naar de wc.
Na de pauze bekeken de leerlingen een documentaire. De docent verliet voor een kleine tien minuten het lokaal. Sommige leerlingen verloren toen de aandacht. Maar het was niet extreem druk. Wanneer de docent terug kwam, zette hij het filmpje kort stil om aan te geven dat hij er vanuit gaat dat hij een derde klas kan vertrouwen zonder een leraar. Dit incident was me bijgebleven. Na de les ging ik vragen waarom hij dat deed. Deed hij dat met opzet? Ten eerste heeft hij de documentaire al vaak genoeg gezien. Daarnaast gaf hij aan dat hij op deze wijze de leerlingen een stukje vertrouwen probeert mee te geven. Of het werkt daar kom je niet gelijk achter. Maar dit punt vond ik erg interessant. Je hebt verschillende manieren om indirect de leerlingen bewust te maken betreft hun zelfstandigheid.
De les eindigde met het bedenken van de mogelijke toetsvragen. Volgende keer laat de docent de leerlingen een spiekbriefje maken. Dat zij het niet mogen gebruiken is iets anders. Op deze wijze gaan leerlingen nadenken wat belangrijk is om te weten voor de toets.
Ik vond het eigenlijk erg leuk dat ik een dagje kon meelopen op mijn oude school. Het idee dat ik drie jaar geleden hier nog zat, kan ik me niet meer voorstellen. Een dagje in de praktijk is veel meer waard dan alleen theorielessen wat betreft een kennismaking met het beroep leraar. Theorie heb je nodig, maar in de praktijk leer je veel meer. De belangrijkste observatiepunten wat ik voor mezelf mee zal nemen is het duidelijk maken van oogcontact, consequent zijn, durven om de leerlingen aan te spreken en het hanteren van verschillende werkvormen heeft een positief effect.